Het aanvragen van een schuldsanering neemt de nodige tijd in beslag. Bij het verzoekschrift moet een verklaring worden overgelegd dat een minnelijke regeling niet mogelijk is. Die verklaring van de gemeente op grond van art. 285 Faillissementswet (of van een instelling namens de gemeente) laat nog wel eens op zich wachten. Om deze ‘wachttijd’ te omzeilen, werd in het verleden wel het eigen faillissement aangevraagd. Zodra het faillissement (zonder wachttijd) was uitgesproken, werd dan vrijwel direct een verzoek gedaan tot omzetting van het faillissement in een wsnp. Om deze gang van zaken te voorkomen, hebben de rechtbanken (feitelijk zonder wettelijke basis) een ‘wachttijd’ van een jaar ingevoerd voor de behandeling van het omzettingsverzoek. Later weer werd door sommige rechtbanken de eis gesteld dat ook een verklaring op grond van art. 285 Fallissementswet werd overgelegd bij het ‘omzettingsverzoek’.
Tot heden bestond er onduidelijkheid of ook bij een verzoek tot omzetting van faillissement in schuldsanering de eis mocht worden gesteld dat een verklaring van de gemeente ex art. 285 Fw overgelegd diende te worden.
De Hoge Raad geeft nu duidelijkheid:
1. Ook bij een omzettingsverzoek moet er een verklaring worden overgelegd dat een minnelijke regeling niet tot de mogelijkheden behoort.
2. Is die verklaring niet bijgevoegd, dan kan er 1 maand uitstel verleend worden om die verklaring alsnog in het geding te brengen.
3. Ook de curator van de gefailleerde mag deze verklaring afgegeven.
Let wel! het verkrijgen van een dergelijke verklaring van de gemeente (of de gemandateerde instelling) binnen één maand is vrijwel onmogelijk! En dat de curator die verklaring kán afgeven betekent natuurlijk niet dat die curator daartoe verplicht is.
Ziet u een verzoek tot faillietverklaring aankomen, zorg dan dat er al het nodige in gang is gezet bij de gemeente voor een verklaring ex art. 285 Fw.
De volledige uitspraak kunt u nalezen op onze Facebook pagina.